GOLVEN


valavond in Brasserie Du Parc


Het eerste valse vallend licht gooit alles open.
Vensters geven zwartgroen marmer aan, spiegels
doen glas zingen in het lood en smeedijzer buigt.


En hoe die bloemen golven en vloeien
onder een puilijst die niet meer ontsnapt
aan de afbraakwoede van de nacht.


In het café van oudnieuw druppelt elke dag
druppelt door een zilveren koffiefilter weg.


Buiten jagen gevaarten buiten adem op de nacht.
Ze willen zo graag het overschot van dag in zee - 
op zee jaagt zo veel op overschot van dag.


Ze scheuren het water open, peilen in de barsten
naar houvast. Vullen ze met zware ostinaten.
Hun rompen stansen vragen in de overvloed. 


De golven liggen op apegapen.
Tijd is nooit een eeuwig nu.